GS 2025 - dag 3 - 8 oktober

Home Generale-synode GS 2025 - dag 3 - 8 oktober

Ds. A. Schot, preses van de generale synode, opende woensdagochtend de vervolgzitting vanuit 2 Korinthe 11:28. Daar spreekt Paulus over de „zorg van al de gemeenten” die hem „dagelijks overvalt”.

Het woord overvallen wil zeggen dat deze zorg „op hem aandringt, het legt een druk op hem”, legde de predikant uit Nunspeet uit. „We kunnen denken aan een grote werkdruk voor de apostel. We weten dat hij bijvoorbeeld veel bezoeken kreeg, ook in de gevangenis, van mensen die verlegen waren om pastorale hulp en advies. De afgevaardigden zullen ook wel ervaren dat het ambtelijke leven een werkdruk met zich meebrengt.”

Maar daartoe mag de tekst niet beperkt worden, stelde ds. Schot. „De apostel heeft het over een innerlijke drang. Die is er ook als hij geen bezoek heeft, als niemand om advies vraagt. Dat blijkt uit het woordje „zorg”. Dan zal de apostel denken aan wat dagelijks speelt in de gemeenten: twisten, partijvorming, dwalingen. Daar moet hij dagelijks aan denken.”

Dit zou gelezen kunnen worden als bemoeizucht van de apostel. „Of nieuwsgierigheid. Machtsmisbruik misschien? Daar kunnen ook ambtsdragers voor openstaan, door overal de hand in te willen hebben.” De predikant wees deze suggesties van de hand. „Het is roepingsbesef, het is hartelijke liefde. Het is zorg die dagelijks uitgaat naar datgene waaraan hij zich zo verbonden mag weten. Een moeder van een groot gezin kan de zorg voor haar gezin niet zomaar een paar weken aan de kant schuiven. Zo kan een ambtsdrager die zich verbonden weet aan zijn gemeente en aan de kring van de gemeenten niet zomaar zijn zorg een paar weken aan de kant schuiven. Paulus kan het nog geen dag.”

De apostel spreekt over álle gemeenten. „Mag ik een streepje zetten onder het woordje alle? Wij vertegenwoordigen hier de gehele kring der gemeenten. Paulus draagt zorg voor alle gemeenten, met hun eigen problemen, hun eigen ontstaanswijze, hun eigen situatie. Hij schrijft niet één van die gemeenten af, maar hij draagt er zorg voor.” Diezelfde zorg moet ook het hart van ambtsdragers vervullen, stelde ds. Schot. „Als er geen begeerte is aan liefdevolle zorg voor dat wat de Heere aan onze zorg heeft toebetrouwd, zijn we onze plaats als afgevaardigden niet waard.”

Maar weet Paulus dan niet dat de Heere voor Zijn kerk instaat, vroeg de predikant. „Is het niet zondig om op deze manier met het kerkelijk leven bezig te zijn? Als er één is die weet dat de kerk een zaak des Heeren is, is het Paulus wel. Als er één is die weet dat hij de minste is van de apostelen, dan is het Paulus wel. Het is geen man die hoogmoedige gedachten van zichzelf heeft, maar dat ontslaat hem niet van zijn roeping.”

De kerk is dan ook niet van Paulus afhankelijk, hield ds. Schot de synode voor. „Laten wij vanuit deze tekst opzien naar boven. Meer dan Paulus is hier. Er is er Eén die dagelijks bezig is met de zorg van alle gemeenten, Christus, Die alle macht heeft in de hemel en op de aarde. De kerk heeft een levende Koning. Wie in dienst is van deze Koning, zal ook iets vertonen van Zijn beeld.”

Evangelisatie

EVGG heeft de achterliggende jaren nagedacht over de „nood” van krimpende gg’s in Nederlandse steden, bleek bij de bespreking van het rapport van het deputaatschap. In plaats van aan opheffing kan worden gedacht aan omvorming tot een evangeliserende gemeente, legde voorzitter-deputaat ds. M. Joosse uit.

Om beleid hierover te ontwikkelen vroeg het deputaatschap de synode om uitbreiding van zijn mandaat. Ds. W. Harinck (Utrecht) riep de synode op om steden niet „te problematiseren. Ik mag met vreugde in een stad dienen.”

Ook aan de orde kwam de beleidsomslag bij EVGG. Sinds 2019 zijn verschillende verantwoordelijkheden verschoven naar het niveau van de classis en de plaatselijke gemeente, terwijl het landelijke deputaatschap zich omvormt tot kenniscentrum. Zo hebben verschillende plaatselijke gemeenten inmiddels een evangelist benoemd, waarbij het landelijke deputaatschap nog wel een „zwaarwegend advies” uitbracht, aldus het rapport.

Die beleidsverandering heeft gevolgen voor geldstromen. Wie is verantwoordelijk voor de financiering van de verschillende –oude en nieuwe– evangelisatieposten: de gemeente, de classis, het deputaatschap? Verschillende synodeleden stelden er vragen over. Het deputaatschap komt in februari met een voorstel hierover. Deputaat ds. P.J. de Raaf (Boskoop) tekende daarbij aan „dat de transitie van landelijk naar lokaal nog volop bezig is”.

Ds. Joosse zei dat kwartiermaker Peter Schalk, die genoemde transitie heeft begeleid, in 2026 afscheid zal nemen van EVGG, mede om zich beter te kunnen richten op zijn werk als Eerste Kamerlid.

Ouderling H.T. Groenendijk (Capelle aan den IJssel-West) vroeg zich af of zondagsscholen nog een rol kunnen spelen in evangelisatiewerk. „Vroeger waren zondagsscholen zo bedoeld.” Ds. Joosse erkende dat het terecht is te overwegen „of kinderen uit de buurt meedoen met de zondagsschool”.

Enkele afgevaardigden vroegen het deputaatschap of omvorming tot gemeente nog wel de „stip op de horizon” blijft voor evangelisatieposten. Ouderling Z. Klaasse (Beekbergen) en ds. Harinck riepen het deputaatschap op dat ideaal niet op te geven.

Ds. H.J. Agteresch (Werkendam) trok de vergelijking met nieuwe zendingsposten van Zending Gereformeerde Gemeenten (ZGG). „Zodra daar één belijdend lid is, wordt er het Heilig Avondmaal bediend. Op een Nederlandse evangelisatiepost wordt een lid gevraagd voor het avondmaal naar een naburige gemeente te gaan.”

Ds. Joosse: „Er is zeker samenspraak met ZGG, al is de situatie niet precies hetzelfde. We hebben een beleidsstuk ontwikkeld over omvorming tot gemeenten en over hoe het avondmaal op posten bediend zou kunnen worden.”

Ds. A.T. Huijser (Rijssen-Noord) vroeg aandacht voor „verlegenheid” onder oud-evangelisten die na hun pensioen „soms op persoonlijke titel” actief blijven, „omdat hun roeping niet beperkt is tot een dienstverband. Kan het deputaatschap overwegen hun een bepaalde rol toe te bedelen?”

Ds. Joosse wees erop dat oud-evangelisten soms voorgaan op posten en zei verder de vraag mee te nemen in bezinning.

Ds. J.M.D. de Heer (Rotterdam-IJsselmonde) signaleerde dat in rapporten van meerdere deputaatschappen de zorg klinkt dat „verschillende grotere gg’s relatief weinig financieel bijdragen”. Besloten werd dat de synode hierover zal schrijven in de reguliere brief aan de gemeente na afloop van de synode.

Ds. B.J. van Boven (De Valk-Wekerom) reageerde dat leden royaler geven voor concrete projecten dan voor stichtingen in het algemeen. Hij riep op tot creativiteit in de fondsenwerving.

Verschillende afgevaardigden noemden voorbeelden van zegen op het evangelisatiewerk. Ds. W. Visscher (Amersfoort) gaf aan dat hij de afgelopen jaren verschillende buitenkerkelijke volwassenen heeft gedoopt. Ds. Joosse signaleerde „verwonderd” dat er naar schatting 1300 vrijwilligers actief zijn in het evangelisatiewerk in de GG.

Ook klonk enkele keren de oproep het evangelisatiewerk niet aan evangelisten over te laten. Ds. D. de Wit: „Ik ben behalve predikant ook evangelisatiepredikant in Kesteren.”

Woensdag werden als secundusdeputaat (reservelid) van het curatorium van de Theologische School verkozen de predikanten ds. H.A. van Zetten (Nieuw-Beijerland), ds. M. Joosse (Barendrecht) en ds. M. Blok (Scherpenisse) en de ouderlingen H. van Dalfsen (Genemuiden) en C.C. Wagemaker (Aagtekerke).

Deputaatschap Kerk, Gezin, Jeugd en Onderwijs

De synode, bijeen in Gouda, besprak het rapport van de werkgroep onderwijs, die valt onder het deputaatschap kerk, gezin, jeugd en onderwijs (KGJO). Ds. D. de Wit (Kesteren): „Door de nieuwe bestuursstructuur zijn kerken op grotere afstand komen te staan van scholen en vooral gesprekspartner geworden. Daardoor is de lijn dunner geworden. Ligt daarmee niet steeds meer bij onze kerken een verantwoordelijkheid om vorming te bieden aan onderwijzers, bijvoorbeeld over het maken van een toepassing bij een Bijbelvertelling?”

Ouderling A.J. van der Maas (Aagtekerke), in het dagelijks leven werkzaam als gedeputeerde namens de SGP in Zeeland, sprak zijn zorg uit over ontwikkelingen rond de vrijheid van onderwijs. Hij wees daarbij op recente uitzendingen van Nieuwsuur. „Die waren zó beschadigend richting het reformatorisch onderwijs, dat bovendien op één lijn gezet wordt met het islamitisch onderwijs. De vrijheid van godsdienst wordt meer en meer ondergeschikt aan het beginsel van gelijkheid, waarbij onze kinderen kinderen van de staat moeten worden. Dit vraagt gebed en bezinning in onze gemeenten.”

Ds. G. Clements (Benthuizen) drong erop aan het vak burgerschap consequent vanuit christelijke waarden in te vullen. „Laat onze jonge mensen bij dit vak niet meegesleept worden in onderwerpen als inclusiviteit of diversiteit, thema’s die men vanuit de overheid wil binnendragen. Zij moeten vooral burger leren zijn van twee werelden, ook van de toekomende.”

Ouderling M.J. de Vries (Krimpen aan den IJssel) vroeg aandacht voor docenten in het protestants godsdienstig vormingsonderwijs. „Het is zo waardevol om Bijbellessen te geven aan seculiere jongeren. Kunnen we onze onderwijzers stimuleren om ook daar te werken?”

Ouderling A.A. Gorter (Amersfoort) erkende de zorgen over het reformatorisch onderwijs, maar riep juist daarom op tot gebed. „Al zo’n twintig jaar is er een meerderheid in de Kamer voor acceptatieplicht in het reformatorisch onderwijs. Maar meerdere keren is die niet ingevoerd, er zijn meerdere momenten in de recente geschiedenis geweest waarin de Heere over dit onderwijs kennelijk gewaakt heeft. Momenteel zitten we weer op zo’n kantelpunt.”

Geen jongere heeft ervoor gekozen jong te zijn in deze complexe tijd. Daarom is het belangrijk om als kerkelijke gemeente om hen heen te staan. Dat benadrukte Evert Barten woensdagmiddag tijdens de bespreking van het rapport van de Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten (JBGG).

De Jeugdbonddirecteur gaf de synode drie signalen mee vanuit de praktijk van zijn werk. Ten eerste neemt de Jeugdbond waar dat het jeugdwerk in grote gemeenten specifieke uitdagingen kent, mede doordat jongeren soms van de radar verdwijnen. De Jeugdbond doet de aanbeveling om in deze gemeenten „meer planmatig met jongeren bezig te zijn, om jeugdwerk richting en structuur te geven”.

Ten tweede benoemde hij dat „elk jaar weer een groot aantal jongeren dreigt af te haken”. De bond wijst er in het rapport op „hoe belangrijk jongeren het contact met ambtsdragers en catecheten vinden”.

In de derde plaats vroeg de JBGG-directeur aandacht voor jongeren in de actuele discussie rond de verstaanbaarheid van de Statenvertaling. Hij wees erop dat veel jongeren gebruikmaken van Bijbelapps met soms erg vrije vertalingen. „De discussie die we hierover voeren, ook in de media, gaat over heel wat hoofden van jongeren heen. Met klem wil ik u vragen onze kinderen en jongeren niet te vergeten in deze discussie.”

Jeugdbond

Ouderling Van der Maas sprak zijn waardering uit voor het werk van de Jeugdbond en drong erop aan dat álle gereformeerde gemeenten zich hierbij zullen aansluiten. Barten gaf aan dat de bond ernaar zoekt de breedte van de gemeenten te dienen en in gesprek gaat met gemeenten die zich nog niet aansloten.

Ds. J.M.D. de Heer (Rotterdam-IJsselmonde) vroeg of de Jeugdbond een trend signaleert van toenemende „evangelicalisering” onder jongeren, bijvoorbeeld door toenemende aandacht voor overdoop. Met name vroeg hij aandacht voor bezinning op de liedcultuur, zoals populariteit van de muziekgroep Sela. „Een hymnoloog zei eens: De liedcultuur is een goede seismograaf voor de geloofsbeleving. Waar deze muziek bemind wordt, is het risico groot dat de Schriftuurlijk-bevindelijke prediking niet echt meer een plek heeft in de harten.”

Barten reageerde door te zeggen dat de bond ziet dat jongeren midden in een postmoderne samenleving staan. „Daarin bepaalt hun gevoel al snel wat waar is. Dat willen we te vuur en te zwaard bestrijden, ook vanuit de Jeugdbond. Niet voor niets kozen we als jaarthema: ”Alzo zegt de Heere”. We moeten weer leren buigen onder het Woord, ook als dat dwars tegen ons gevoel ingaat. We moeten ons realiseren dat de evangelische beweging juist op dit gevoel heel goed inspeelt en dat dat jongeren aantrekt.”

Ds. Clements benadrukte het belang van huisgodsdienst. Hij memoreerde het boek van Piet van der Ploeg, ”Het lege testament”, over jongeren die de Gereformeerde Kerken in Nederland verlieten. „Dragen we generatie na generatie een kistje over waar niets in blijkt te zitten? Onderzoek laat zien dat 80 procent van de jongeren thuis niet napraat over de preek. Laten we bij het gesprek over de nood van jonge mensen ook naar de ouders kijken. Wat doen wij aan de huisgodsdienstoefeningen?”

Ds. A.T. Huijser (Rijssen-Noord) sloot zich hierbij aan, maar ziet „ook een positieve kentering”. „Juist bij jonge gezinnen kom je vaak bewustwording tegen over dat er thuis ook echt iets gebeuren moet, dat zij tijd vrijmaken om rond de maaltijd iets te lezen en te bespreken. De aandacht die er in de laatste jaren geweest is voor het belang van huisgodsdienst krijgt ook in positieve zin zijn gevolgen.”

Verschillende afgevaardigden legden de vinger bij een zin uit het rapport dat afhakende jongeren catechisatie als „knelpunt” benoemen. Ouderling M.J. de Vries (Krimpen aan den IJssel): „Welke knelpunten zijn dat concreet en wat is het advies van de Jeugdbond?” Barten wees erop dat onderwijs steeds meer professionaliteit vraagt en dat dit voor ambtsdragers zonder pedagogische achtergrond een grote uitdaging kan zijn. Hij bepleitte daarom het belang van toerusting. Tegelijk benadrukten enkele afgevaardigden de noodzaak om als catecheet een voorbeeldfiguur voor jongeren te zijn. Ds. A. Schot (Nunspeet): „Zo zijn er ook eenvoudige catecheten waar jongeren zich toch door aangesproken voelen.”

Ds. De Wit voerde een pleidooi om kinderen zo jong mogelijk naar de kerk mee te nemen. „Zijn onze kleine kinderen echt welkom in de kerk? Ik vrees dat we vooral aan de boze blikken van anderen denken. Maar dompel ze maar onder, laat ze dan maar wat onrustig zijn, maar ze zitten wel in de kerk.”

Ds. W. Visscher (Amersfoort) erkende de noodzaak van praktische inzet voor jongeren, maar wees ook op een andere taak voor ambtsdragers. „Als we klaar zijn met preken en catechese, zijn we nog niet echt klaar. McCheyne ging in zijn binnenkamer voor gebed om zijn preken met tranen te besproeien. Er vindt uiteindelijk een geestelijke strijd plaats om het hart van onze jongeren.”

Ouderling B.J. Grisnich (Lisse) sloot zich hierbij aan en riep ertoe op om „goed te spreken over de Heere”. „Vanuit het wonder dat de Heere heeft neergezien op zulke mensen als wij zijn, zouden we dat misschien nog veel meer moeten doen.” (Foto gaat verder onder foto)

Gezin

Tijdens de bespreking van de werkgroep gezin, eveneens onderdeel van het deputaatschap KGJO, vroeg ouderling J. Koppejan (Middelburg-Zuid) of de werkgroep mogelijkheden ziet om bij te dragen aan bewustwording onder ouders over de leeftijd waarop kinderen een smartphone krijgen. „Die ligt steeds lager. In onze classis hebben we de oproep gedaan hierover als gemeenten met ouders en scholen in gesprek te gaan.”

Deputaatschapsvoorzitter ds. J. van Laar (Barneveld-Zuid) zei de verlegenheid te herkennen. Hij wees met instemming op de keuze die in het onderwijs viel om de mobiele telefoon te weren uit de school. „Als ouders zich hierbij aansluiten, kunnen we het samen volhouden.”

Buitenlandse kerken

Het verzoek van de gemeente, die momenteel onder de classis Utrecht valt, lag op de Goudse synodetafel bij de bespreking van het deputaatschap buitenlandse kerken. De Nieuw-Zeelandse gemeente vraagt ruimte om gelijkgezinde reformatorische predikanten van buiten de GG –of de Noord-Amerikaanse zusterkerken daarvan– te laten voorgaan in vacante perioden. Al in het verleden kreeg de gemeente Carterton toestemming dat in periodes zonder eigen predikant een ouderling regelmatig een stichtelijk woord spreekt.

Ds. A.T. Vergunst, predikant van de gemeente, lichtte „de unieke situatie” van zijn gemeente ter synode uitgebreid toe. „We zijn bijna de enige behoudende reformatorische gemeente in Nieuw-Zeeland.” Ds. Vergunst diende de gemeente van 2000 tot 2013 en opnieuw sinds 2020. In de zeven jaar daartussen hebben veel jonge mensen de gemeente verlaten, onder meer door te vertrekken naar een gemeente die theologisch meer op afstand staat, zo schetste de predikant. Dit kwam onder andere doordat de gemeente heel vaak leesdienst had. „Toen ik terugkwam, stond de gemeente op instorten. Daarom zijn we als kerkenraad vooruit gaan denken voor als de gemeente weer vacant wordt.”

„Als in Nederland een gemeente vacant is, heeft die soms nog vaker een voorganger dan wanneer ze een predikant heeft”, signaleerde ds. Vergunst. „Als wij vacant zijn, hebben we vrijwel alleen maar leesdienst. Ook weekdiensten zijn dan niet mogelijk.” Jonge gezinnen begrijpen dat niet, legde de predikant uit. „Die denken niet in kerkverbanden.”

Oorspronkelijk was de vijftig jaar oude gemeente in Carterton een emigrantengemeente, maar dat is niet meer het geval, aldus ds. Vergunst. „De jonge generatie spreekt geen Nederlands. Inmiddels is de gemeente onderdeel van de Kiwicultuur.”

De afgevaardigden stelden veel verhelderingsvragen aan de predikant. Betekent dit bijvoorbeeld dat voorgangers van buiten de GG ook als predikant beroepen mogen worden? Dat is niet de inhoud van het huidige voorstel, aldus ds. Vergunst, al zei hij erbij dat de vraag in de toekomst kan komen. Het gaat nu alleen om het toelaten op de kansel. De predikant benadrukte dat het niet zijn bedoeling is „de draad met de GG door te knippen”.

Ds. H.J. Agteresch (Werkendam) vroeg of het zou helpen als GG-predikanten vaker en voor langere periode naar Carterton zouden komen. Daarop antwoordde ds. Vergunst dat zijn kerkenraad dat in het verleden geprobeerd heeft. „Dat ging maar heel moeizaam. Predikanten kwamen, begrijpelijkerwijs, voor maximaal twee of drie zondagen. Daarna was er weer maandenlang leesdienst.”

De commissie correspondentieband, die ook de verhouding met andere buitenlandse kerken tegen het licht gaat houden, zal zich buigen over het voorstel van de gemeente Carterton en daarover in februari aan de synode rapporteren.

Op de vraag waarom een bezoek aan een groep christenen in Zweden niet heeft geresulteerd in samenwerking, antwoordde ouderling J. Willemsen dat er, „zo bleek bij het bezoeken van de afzonderlijke leden, helaas geen geestelijke herkenning was. Hun verbondsbeschouwing is de onze niet”.

Een verzoek van de Free Church of Schotland (Continuing) tot correspondentieband wordt ook onderzocht door de genoemde commissie. „De grondslag van deze kerk is de Westminster Confessie”, aldus deputaat buitenlandse kerken ds. W. Harinck in een toelichting. „In gesprekken en in preken is er geestelijke herkenning: dicht bij de Schrift, de spits naar het hart.”