Het bestuur van de kerkelijke gemeente ligt bij de kerkenraad, die wordt gevormd door predikant, ouderlingen en diakenen. Deze ambtsdragers zijn daartoe gekozen door en uit de plaatselijke gemeente. De kerkenraad telt 2 ouderlingen en 2 diakenen.
Met betrekking tot het verstrekken van vergoedingen aan kerkenraadsleden geldt als uitgangspunt dat uitsluitend een vergoeding wordt verstrekt voor gemaakte onkosten. Aan predikanten wordt voor hun niet-bestuurlijke werkzaamheden binnen de gemeente waarvan zij predikant zijn een passend traktement en eventueel vrije bewoning van de pastorie verstrekt.
ANBI voor gemeente Oude Tonge in 2021 vormt tezamen met de overige Gereformeerde Gemeenten een kerkformatie die overeenkomstig haar belijden een openbaring is van de ene heilige, algemene Christelijke Kerk. De grondslag voor deze belijdenis is de Apostolische geloofsbelijdenis, de geloofsbelijdenis van Nicéa en de geloofsbelijdenis van Athanásius, alsook de Nederlandse Geloofsbelijdenis, de Heidelbergse Catechismus en de Dordtse Leerregels.
In de belijdenisgeschriften geeft de kerk uitdrukking aan wat zij gelooft op grond van de Bijbel als het onfeilbare en geïnspireerde Woord van God. Dit Woord Gods is volgens het besluit van de Nationale Synode, gehouden te Dordrecht in de jaren 1618 en 1619, getrouwelijk uit de oorspronkelijke talen in de Nederlandse taal overgezet. Aan deze Statenvertaling, met de daaraan ten grondslag liggende vertaaluitgangspunten, wenst zij onvoorwaardelijk vast te houden.
Geliefde gemeente,
Boven dit jaarverslag schrijven we: Velen zeggen; Wie zal ons het goede doen zien? Verhef Gij over ons het licht Uws aanschijns, o HEERE!. Psam 4 vers 7.
Wanneer we ons zetten om het jaarverslag te schrijven over het jaar 2021 is het nieuwe jaar al enkele weken oud. Als we deze weken alleen al overzien dan kunnen we niets anders zeggen dan dat ze hun sporen hebben getrokken in de gemeente. Hoewel dit thuis hoort in het verslag over 2022 kunnen we er niet omheen. We zullen het kort aanhalen.Een tweetal leden uit onze gemeente moesten het tijdelijke met het eeuwige verwisselen. (…)
O, geliefde gemeente wat is het dan toch noodzakelijk om dagen te leren tellen. We staan aan het begin van een nieuw jaar. we denken en rekenen, dit jaar doen we dit en laten we dat. O, hoe snel kan het anders worden in ons leven. (…)
Leer ons alzo onze dagen tellen, dat wij een wijs hart bekomen.
Zijn dit dagen die we gehad hebben? Zodat we kunnen zeggen we zijn nu zoveel dagen verder? Dit hebben we al gehad. Of we zijn weer 365 dagen gespaard en gedragen in 2021? Nee, het gaat hier over dagen die we nog krijgen. Dan valt er toch ander licht op deze tekst. Wie van ons kan dat zeggen? Hoeveel dagen scheiden ons van ons sterven?
Matthew Henry merkt op bij deze tekst: “Heere geef ons genade om goed te bedenken, hoe weinige zij zijn, hoe kort een wijle wij nog in deze wereld te leven hebben. Het is een uitnemende kunst, om op de rechte wijze onze dagen te tellen zodat wij ons niet misreken, zoals hij, die nog op vele jaren rekende toen in dienzelfden nacht zijne ziel van hem geëist werd. Wij moeten zo onze dagen tellen, dat wij er ons werk mede vergelijken, en er dienovereenkomstig dubbelde vlijt aan besteden, als degenen die geen tijd hebben om te beuzelen”. Dan geld er maar één woord. Heden. Er is geen tijd te verliezen, om dat wijze hart te bekomen.
Maar we haasten ons naar het jaarverslag over het jaar 2021.
Het jaar 2021 is weggeleden in de eeuwigheid. Wat overblijft is de herinnering. Die zijn bij elk van ons verschillend. En als we dan terug zien dan mogen onze gedachten echt wel vermenigvuldigen. Niet om in het verleden te blijven steken. Nee, maar om er lering uit te treken. Want is het niet vaak zo, dat de toekomst in het verleden geschreven word?
Als we terug zien op het jaar 2021 dan kunnen we ook zeggen dat dit een bijzonder jaar was. Ook dit jaar werd getekend door de corona pandamie. De zorgen dienaangaande waren groot. Dit bracht ook grote zorgen met zich mee op maatschappelijk economisch gebied. Bedrijven die in financiële problemen kwamen.
Het maatschappelijk leven werd ontwricht. Het school gaan van de kinderen werd bemoeilijk. Het naar de kerk gaan ging ook zo anders. In groepjes. Eerst drie groepen, later werden het er 2, weer later kon je 6 keer naar de kerk en moest je de 7e keer thuis blijven. Wat heeft ons dit veel hoofdbrekens gekost. Ja heel de samenleving werd er door getroffen. De onvrede onder het volk nam toe, ja ook onder het kerkvolk. We kwamen voor vragen te staan waar we geen antwoorden op weten, en die ons voor keuzes stelden die ook weer vragen opriepen. De overheid gaf het volk raad, maar de regering liep zelf ook herhaaldelijk vast. We moesten nadenken over vaccineren, 1,2,3, prikken, Q-r code. Er kwamen vele raadgevers.
Er kwam een verdeeldheid in de samenleving. Moet ik het uibreiden?
We gaan terug naar de eerste woorden van ons verslag. Woorden van David.
“Velen zeggen; Wie zal ons het goede doen zien?”
David is in deze psalm op de vlucht. Waarschijnlijk moest hij vluchten voor zijn eigen zoon Absalom. David heeft het ervaren in zijn eigen leven, dat hij niet goedkoop zondigt. Wat heeft de zonde een ellende te weeg gebracht in zijn leven. En nu op de vlucht, niet naar Gods huis te kunnen gaan. Wat al zorgen draagt hij met zicht mee.
Als we terug zien op het achterliggende jaar, wat was er veel zorg, veel leed, veel rouw en verdriet. Waar bracht ons dat? David wist waar hij heen kon. Vers 2 “als ik roep, verhoor mij o God”. Maar wil de Heere ook nu horen? Vroeger toen was alles zo anders, toen mocht er wel eens wat ruimte zijn in het roepen tot God. Maar nu de bestrijders zijn zo veel, hij krijgt vele raadgevers. De een zegt je moet dit, de ander weer wat anders. Zijn officieren hebben de kansen berekend. Maar het is allemaal zo horizontaal. David loopt er mee vast. Vers 7 “Velen zeggen” er wordt van alles tegen hem gezegd. Dan roept hij het uit: Wie weet nu eigenlijk wél hoe het moet? Hij zegt: “Wie zal ons het goede doen zien?” Hoe is het bij ons geweest in het achterliggende jaar? Velen zeggen. Raadgevers waren er te over. Weet u, de twijfellaar en het ongeloof zeggen ook: Wie zal ons het goede doen zien? Maar hebt u het David na leren zeggen: Verhef Gij over ons het licht Uws aanschijns o HEERE. David wist waar hij met zijn nood terecht kon. HEERE, God van het verbond, wilt U Uw tegenwoordigheid tonen, Uw gunst, Uw genade, Uw barmhartigheid. Dat heeft hij nodig, daar verlangt hij naar. En wij? In alle omstandigheden van het leven. Om dan zo de toevlucht te nemen tot de HEERE.
Hebt u dat gebedsleven gehad ook in het achterliggende jaar? Hebt u het ervaren dat de Heere wel kastijdt, maar niet uit lust tot plagen. Ondanks alle omstandigheden heeft de Heere ook zoveel goeds gegeven in het achterliggende jaar. Bittere klachten zijn er geuit over de gevolgen van de zonde, veel teleurstellingen waren er.
Maar de bemoeienissen van de Heere waren er ook. De Heere heeft gezorgd. Gods werk is doorgegaan ook in de woord verkondiging.
Zondag aan zondag mocht Gods woord verkondigt worden en ook met regelmaat in de weekdiensten.
(…)
77 keer was het leesdienst en 54 keer mocht er een predikant of student voor ons voorgaan, waarvan 22 keer in een weekdienst en 32 keer op zondag.
Opgemerkt mag worden dat onze kleine gemeente, die toch wel behoort bij de kleinste van ons kerkverband, door de predikanten niet vergeten word. Dan mag ons dat wel verwonderen.
(…)
Als kerkenraad hebben we het achterliggende jaar 4 keer vergaderd.
Twee keer werd de classisvergadering bijgewoond.(…)
De catechisatie lessen als ook de belijdenis catechisatie en het geven het Bijbelonderwijs mochten zijn voortgang vinden.
In het achterliggende jaar was er blijdschap en verdriet. Als we zo in onze gedachte de gemeente doorgaan, dan moeten we toch samen wel belijden dat ook onze gemeente buiten het paradijs ligt. Want de gevolgen van de zonde worden door elk onzer gevoeld. Maar de vraag is waar brengt ons dit. De gevolgen van de zonde geven smart, maar is de zonde zelf ons al tot smart geworden. Om te weten als een schuldige gesteld te worden voor Gods rechterstoel, en dan geen borg te hebben. Dat dan de schreeuw van Hiskia gehoord werd: ”O HEERE,…. wees Gij mij Borg” Jes. 38:14.(…)
Rouw was er ook ziekte en zorgen werden gevonden in onze gemeente. (…)
We noemden zojuist Hiskia. Hij kreeg van de Heere een klomp vijgen als pleister op het gezwel tot genezing. U moet wellicht ook middelen gebruiken, vraag maar of dat de Heere ze wil zegenen. Maar Hiskia kende ook een ander leven. Een gebedsleven, gebedsworstelingen. Dat wensen we u ook toe.
Er was ook blijdschap in de gemeente op verschillende terreinen.(…)
Dat dan de lofzang maar in stilheid tot de Heere mag worden opgezonden. Wat zullen wij met Gods gunsten overlaân, Dien trouwen HEER’voor Zijn genâ vergelden? Dat dat dan ook maar in de schuld mag brengen om dan als onwaardigen aan Gods voeten terecht te mogen komen.
(…)
In het leden bestand kwamen enkele wijzingen. (…)
Dit bracht ons ledenbestand per 31 december 2021 op 43 leden en 14 doopleden.
Zo komen we aan het einde van dit jaarverslag gemeente.
Ik heb geprobeerd zo compleet mogelijk te zijn, wellicht ben ik wat vergeten ik hoop dat u me dat niet kwalijk neemt.
Veel is er gebeurd, veel heb ik geschreven. Velen zeggen. Misschien zijn er onder u wel die soms vertwijfeld de handen omhoog hebben gestoken en gezegd: Wie zal ons het goede doen zien? We hebben gezegd, de twijfellaar en het ongeloof zeggen dit ook. Maar om nu de beleving te mogen hebben om dit als een vastgelopene te mogen zeggen, dat wensen we u toe. Dat dan de roep naar boven, tot God geboren mag worden: Verhef Gij over ons het licht Uws aanschijns, o HEERE!
Psalm 147 vers 6
De HEER betoont Zijn welbehagen
Aan hen, die need'rig naar Hem vragen,
Hem vrezen, Zijne hulp verbeiden,
En door Zijn hand zich laten leiden;
Die, hoe het ook moog' tegenlopen,
Gestadig op Zijn goedheid hopen.
O Salem, roem den HEER der heren;
Wil Uwen God, o Sion, eren!